Affaisser en néerlandais

Traduction: affaisser, Dictionnaire: français » néerlandais

Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
drukken, zulk, deprimeren, dringen, dusdanige, zodanig, bezwijken, persen, dergelijke, dusdanig, knellen, zo'n, neerdrukken, zozeer, zo, luwen, bedaren, bekoelen, zakken, verdwijnen
Affaisser en néerlandais
Mots associés
Autres langues

Mots associés / Définition (def): affaisser

abaisser conjugaison, abaisser synonyme, affaisser antonymes, affaisser conjugaison, affaisser dictionnaire, affaisser dictionnaire de langue néerlandais, affaisser en néerlandais

Traductions

  • affairé en néerlandais - bezet, bezig, druk, drukke, druk bezig
  • affaissement en néerlandais - ontspanning, secundair, spoor, bijkomend, depressie, crisis, dochteronderneming, ...
  • affaler en néerlandais - afvallen, herfst, droppel, waterdruppel, downloaden, val, vallen, ...
  • affama en néerlandais - uitgehongerd, Starved, uitgehongerde, Het uitgehongerde, van Starved
Mots aléatoires
Affaisser en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: drukken, zulk, deprimeren, dringen, dusdanige, zodanig, bezwijken, persen, dergelijke, dusdanig, knellen, zo'n, neerdrukken, zozeer, zo, luwen, bedaren, bekoelen, zakken, verdwijnen