Affluer en néerlandais - Traduction / Dictionnaire français

affluer anglais, affluer antonyme, affluer antonymes, affluer conjugaison, affluer définition, affluer dictionnaire de langue néerlandais, affluer en néerlandais

Traductions

affluence en néerlandais - aandrukken, toetsing, aandringen, werken, pers, pompoen, troep, ...
affluent en néerlandais - vermogend, gefortuneerd, toevloed, rijk, zijrivier, fjord, instroom, ...
afflux en néerlandais - rijk, bloedaandrang, gefortuneerd, haast, zijrivier, stroom, vermogend, ...
affolant en néerlandais - gek makend, gekmakende, maddening, hulphond werd aangemerkt, hulphond werd aangemerkt als

Mots aléatoires