Annexer en néerlandais
Traduction: annexer, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
aaneenschakelen, kornuit, toetreden, vastbinden, optellen, inhouden, verbinden, kameraad, omsluiten, samenbinden, bijtellen, maat, samenvoegen, aaneenvoegen, aanhechtsel, aanhechten, bijgebouw, bijlage, dependance, van bijlage, bijlage
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): annexer
annexer antonymes, annexer définition, annexer en anglais, annexer grammaire, annexer la wallonie, annexer dictionnaire de langue néerlandais, annexer en néerlandais
Traductions
- annexe en néerlandais - vleugel, bewerking, bijkomend, afdak, dochteronderneming, aanhechting, aanhangsel, ...
- annexent en néerlandais - gehecht, gehechte, gevoegd, gevoegde, bijgevoegde
- annexez en néerlandais - hechten, bevestigen, bevestig, te bevestigen, koppelen
- annexion en néerlandais - annexatie, inlijving, annexation, de annexatie, aanhechting
Mots aléatoires
Annexer en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: aaneenschakelen, kornuit, toetreden, vastbinden, optellen, inhouden, verbinden, kameraad, omsluiten, samenbinden, bijtellen, maat, samenvoegen, aaneenvoegen, aanhechtsel, aanhechten, bijgebouw, bijlage, dependance, van bijlage, bijlage
Traductions: aaneenschakelen, kornuit, toetreden, vastbinden, optellen, inhouden, verbinden, kameraad, omsluiten, samenbinden, bijtellen, maat, samenvoegen, aaneenvoegen, aanhechtsel, aanhechten, bijgebouw, bijlage, dependance, van bijlage, bijlage