Balancer en néerlandais
Traduction: balancer, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
waggelen, baar, schoorvoeten, golf, gulp, evenwicht, zwaaien, rots, wankelen, balans, gebaren, wuiven, knikken, rotsblok, zwichten, saldo, schommel, bal, schiet
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): balancer
balancer anglais, balancer antonymes, balancer définition, balancer grammaire, balancer la purée, balancer dictionnaire de langue néerlandais, balancer en néerlandais
Traductions
- balancement en néerlandais - zwiepen, slingeren, zwieren, zwaaien, rockende, schommelen, rockend, ...
- balancent en néerlandais - saldo, overschot, balans, weegschaal, evenwicht, symmetrie, schommel, ...
- balancez en néerlandais - saldo, evenwicht, symmetrie, overschot, weegschaal, balans, schommel, ...
- balancier en néerlandais - oprichten, hefboom, ophalen, hendel, beuren, heffen, slinger, ...
Mots aléatoires
Balancer en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: waggelen, baar, schoorvoeten, golf, gulp, evenwicht, zwaaien, rots, wankelen, balans, gebaren, wuiven, knikken, rotsblok, zwichten, saldo, schommel, bal, schiet
Traductions: waggelen, baar, schoorvoeten, golf, gulp, evenwicht, zwaaien, rots, wankelen, balans, gebaren, wuiven, knikken, rotsblok, zwichten, saldo, schommel, bal, schiet