Bleu en néerlandais
Traduction: bleu, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
knaap, blauw, naargeestig, betrokken, somber, jongen, triestig, donker, droefgeestig, mistroostig, akelig, bewolkt, onaangenaam, neerslachtig, vervelend, kneuzing, blauwe, blue, de blauwe
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): bleu
adidas, blanc bleu, bleu antonymes, bleu blanc zebre, bleu bonheur, bleu dictionnaire de langue néerlandais, bleu en néerlandais
Traductions
- blessés en néerlandais - aangeschoten, verwond, gewond, gewonden, gewonde, gekwetst
- blet en néerlandais - overrijp, overrijpe, uit overrijpe, overripe
- bleuet en néerlandais - bosbes, bosbessen, blueberry, de Bosbes, Blue berry
- bleuté en néerlandais - blauw, blauwe, blue, de blauwe
Mots aléatoires
Bleu en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: knaap, blauw, naargeestig, betrokken, somber, jongen, triestig, donker, droefgeestig, mistroostig, akelig, bewolkt, onaangenaam, neerslachtig, vervelend, kneuzing, blauwe, blue, de blauwe
Traductions: knaap, blauw, naargeestig, betrokken, somber, jongen, triestig, donker, droefgeestig, mistroostig, akelig, bewolkt, onaangenaam, neerslachtig, vervelend, kneuzing, blauwe, blue, de blauwe