Croître en néerlandais
Traduction: croître, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
beklimming, versterken, heffen, opkweken, wassen, uitkomen, beuren, toegaan, aankweken, verhoging, opstaan, bebouwen, was, verheffen, verhogen, opfokken, groeien, telen, te groeien, groeit, laten groeien
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): croître
croitre au passé simple, croitre au présent de l'indicatif, croitre participe passé, croître a l'imparfait présent, croître antonymes, croître dictionnaire de langue néerlandais, croître en néerlandais
Traductions
- croîs en néerlandais - oprichten, bebouwen, opvoeden, aankweken, beuren, toenemen, opfokken, ...
- croît en néerlandais - groeit, groeien
- croûte en néerlandais - vlek, aardlaag, moet, klak, smet, pak, schild, ...
Mots aléatoires
Croître en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: beklimming, versterken, heffen, opkweken, wassen, uitkomen, beuren, toegaan, aankweken, verhoging, opstaan, bebouwen, was, verheffen, verhogen, opfokken, groeien, telen, te groeien, groeit, laten groeien
Traductions: beklimming, versterken, heffen, opkweken, wassen, uitkomen, beuren, toegaan, aankweken, verhoging, opstaan, bebouwen, was, verheffen, verhogen, opfokken, groeien, telen, te groeien, groeit, laten groeien