Faire-part en néerlandais
Traduction: faire-part, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
aankondiging, betuiging, bericht, uitspraak, declaratie, openbaarmaking, aangifte, bekendmaking, verkondiging, verklaring, Uitnodigingen, Uitnodigingen van, Invitations, De Uitnodigingen, De Uitnodigingen van
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): faire-part
des faire-part, faire-part antonymes, faire-part bapteme, faire-part baptême, faire-part communion, faire-part dictionnaire de langue néerlandais, faire-part en néerlandais
Traductions
- fainéantise en néerlandais - luiheid, gemakzucht, lui, de luiheid, traagheid
- faire en néerlandais - zitten, afmaken, afloop, fokken, grootbrengen, verrichting, tip, ...
- fais en néerlandais - uitrichten, betrachten, maken, laten, uitvoeren, aanwenden, beoefenen, ...
- faisable en néerlandais - uitvoerbaar, doenlijk, haalbaar, mogelijk, haalbaar is
Mots aléatoires
Faire-part en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: aankondiging, betuiging, bericht, uitspraak, declaratie, openbaarmaking, aangifte, bekendmaking, verkondiging, verklaring, Uitnodigingen, Uitnodigingen van, Invitations, De Uitnodigingen, De Uitnodigingen van
Traductions: aankondiging, betuiging, bericht, uitspraak, declaratie, openbaarmaking, aangifte, bekendmaking, verkondiging, verklaring, Uitnodigingen, Uitnodigingen van, Invitations, De Uitnodigingen, De Uitnodigingen van