Fait en néerlandais - Traduction / Dictionnaire français

Traduction: fait, Dictionnaire: français » néerlandais

Langue de départ:

français

Langue d'arrivée:

néerlandais

Traductions:

effecten, toetsing, toets, feit, indruk, leggen, proces, inrichting, drift, schare, bedrijvigheid, bende, exploiteren, campagne, uitkomst, akten, feite, omstandigheid, eigenlijk, werkelijkheid

Mots associés

inrichting en français

drift en français

schare en français

bedrijvigheid en français

bende en français

exploiteren en français

campagne en français

uitkomst en français

akten en français

Autres langues

Mots associés / Définition (def): fait

au fait, cyprien, elle, en fait, fait antonymes, fait dictionnaire de langue néerlandais, fait en néerlandais

Traductions

faiseur en néerlandais - maker, theevoorzieningen, fabrikant, koffiezetapparaat, theefaciliteiten
faisons en néerlandais - uitbrengen, maken, bedrijven, beoefenen, doen, uitvoeren, aanmaken, ...
faite en néerlandais - gemaakt, maakte, gemaakte, gedaan, maakten
faites en néerlandais - gemaakt, maakte, gemaakte, gedaan, maakten

Mots aléatoires

réunissent en anglais

transmetteur en anglais

Fait en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: effecten, toetsing, toets, feit, indruk, leggen, proces, inrichting, drift, schare, bedrijvigheid, bende, exploiteren, campagne, uitkomst, akten, feite, omstandigheid, eigenlijk, werkelijkheid