Flâneur en néerlandais
Traduction: flâneur, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
kont, geducht, fiks, sterk, landloper, zwerver, bips, hecht, deugdelijk, zwaar, hevig, krachtig, vagebond, massief, gedegen, zitvlak, leegloper, loafer, de Leegloper van, van de Leegloper, van de Leegloper van
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): flâneur
flâner synonyme, flâneur antonymes, flâneur baudelaire, flâneur des deux rives, flâneur définition, flâneur dictionnaire de langue néerlandais, flâneur en néerlandais
Traductions
- flux en néerlandais - stroming, gefortuneerd, waterloop, stroom, bloedaandrang, tegenwoordig, actueel, ...
- flâner en néerlandais - dwalen, rondtrekken, dolen, wandelen, tippel, zwerven, ronddolen, ...
- flèche en néerlandais - scheut, grendelen, afgrendelen, pijl, bliksem, arrow, pijl van, ...
- fléau en néerlandais - pest, vloeken, zweep, ribbe, balk, verwensen, vervloeken, ...
Mots aléatoires
Flâneur en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: kont, geducht, fiks, sterk, landloper, zwerver, bips, hecht, deugdelijk, zwaar, hevig, krachtig, vagebond, massief, gedegen, zitvlak, leegloper, loafer, de Leegloper van, van de Leegloper, van de Leegloper van
Traductions: kont, geducht, fiks, sterk, landloper, zwerver, bips, hecht, deugdelijk, zwaar, hevig, krachtig, vagebond, massief, gedegen, zitvlak, leegloper, loafer, de Leegloper van, van de Leegloper, van de Leegloper van