Foison en néerlandais - Traduction / Dictionnaire français

foire en néerlandais - markt, bazaar, jaarbeurs, fair, marktplein, billijk, kermis, ...
fois en néerlandais - gelegenheid, maal, tijd, poos, aanleiding, keer, gebeurtenis, ...
foisonnement en néerlandais - uitbundigheid, poef, onbekrompenheid, gezwel, weligheid, pof, expansie, ...
foisonner en néerlandais - rijk zijn, overvloedig zijn, overvloed, in overvloed, overvloedig

Mots aléatoires

autre

distinguent

assaillîmes en anglais

balayures en anglais

creusa en anglais

encyclopédie en anglais

louons en anglais

profiler en anglais

putréfaction en anglais

Foison en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: weligheid, overvloed, basta, vrij, onbekrompenheid, uitbundigheid, nogal, genoeg, rijkdom, tamelijk, bij de vleet, in overvloed, galore, vleet