Franchir en néerlandais
Traduction: franchir, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
pas, overwinnen, schrijden, overtreffen, omkomen, gewelf, overtroeven, overslaan, passeren, schrede, afmatten, langsgaan, tred, overgaan, voetstap, uitmunten, springen over, spring over, sprong over, springen, te springen over
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): franchir
franchir antonymes, franchir conjugaison, franchir grammaire, franchir la ligne, franchir la ligne jaune, franchir dictionnaire de langue néerlandais, franchir en néerlandais
Traductions
- france en néerlandais - Frankrijk, France
- franchement en néerlandais - subiet, zo, rondweg, direct, rechtstreeks, dadelijk, live, ...
- franchise en néerlandais - ronduit, openhartigheid, eerlijk, rondweg, openheid, trouwhartigheid, oprechtheid, ...
- franchissement en néerlandais - misdrijf, bres, opening, kruising, gaping, overtreding, oversteekplaats, ...
Mots aléatoires
Franchir en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: pas, overwinnen, schrijden, overtreffen, omkomen, gewelf, overtroeven, overslaan, passeren, schrede, afmatten, langsgaan, tred, overgaan, voetstap, uitmunten, springen over, spring over, sprong over, springen, te springen over
Traductions: pas, overwinnen, schrijden, overtreffen, omkomen, gewelf, overtroeven, overslaan, passeren, schrede, afmatten, langsgaan, tred, overgaan, voetstap, uitmunten, springen over, spring over, sprong over, springen, te springen over