Grossier en néerlandais
Traduction: grossier, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
triviaal, hardhandig, grof, onaardig, onmens, dol, onzacht, guur, primitief, rauw, lastig, nors, doldriftig, onbeschaafd, natuurlijk, stug, grove, ruwe, ruw
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): grossier
grossier antonyme, grossier antonymes, grossier en anglais, grossier en espagnol, grossier grammaire, grossier dictionnaire de langue néerlandais, grossier en néerlandais
Traductions
- grosseur en néerlandais - dikte, afdeling, maat, kracht, sterkte, bestek, wasdom, ...
- grossi en néerlandais - grown, volwassen, gegroeide, geteelde, gegroeid
- grossir en néerlandais - aankweken, vermeerderen, bevorderen, opfokken, gebeuren, toenemen, heffen, ...
- grossissement en néerlandais - vermeerderen, belang, wasdom, voordeel, baat, ophogen, verdienen, ...
Mots aléatoires
Grossier en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: triviaal, hardhandig, grof, onaardig, onmens, dol, onzacht, guur, primitief, rauw, lastig, nors, doldriftig, onbeschaafd, natuurlijk, stug, grove, ruwe, ruw
Traductions: triviaal, hardhandig, grof, onaardig, onmens, dol, onzacht, guur, primitief, rauw, lastig, nors, doldriftig, onbeschaafd, natuurlijk, stug, grove, ruwe, ruw