Hausse en néerlandais

Traduction: hausse, Dictionnaire: français » néerlandais

Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
toename, aangroeien, groei, opslag, stijging, beklimming, vergroten, vermeerderen, opdrijven, opstaan, toenemen, ophogen, verheffen, wassen, uitbreiden, uitbouwen, verhogen, te verhogen, te vergroten
Hausse en néerlandais
Mots associés
Autres langues

Mots associés / Définition (def): hausse

hausse antonymes, hausse de tension, hausse de tva, hausse des droits de mutation, hausse des frais de notaire, hausse dictionnaire de langue néerlandais, hausse en néerlandais

Traductions

  • hasardé en néerlandais - gevaarlijk, bedenkelijk, waaghalzerig, gewaagd, riskant, waagde, waagschaal, ...
  • hassidique en néerlandais - chassidische, Hasidic, Chassidisch, de chassidische, Hasidische
  • hausser en néerlandais - ophalen, opdrijven, opfokken, lift, ophijsen, opkweken, optillen, ...
  • haut en néerlandais - tip, luid, schel, prat, edel, braaf, topje, ...
Mots aléatoires
Hausse en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: toename, aangroeien, groei, opslag, stijging, beklimming, vergroten, vermeerderen, opdrijven, opstaan, toenemen, ophogen, verheffen, wassen, uitbreiden, uitbouwen, verhogen, te verhogen, te vergroten