Imposteur en néerlandais
Traduction: imposteur, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
bedrog, buigen, ellendeling, jongleur, fraude, bedrieger, vals, schavuit, misdadiger, curve, bocht, misleiden, boef, ploert, vervalsen, krommen, oplichter, impostor, bedriegster, bedrieger is
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): imposteur
féminin imposteur, imposteur antonymes, imposteur de susanne winnacker, imposteur définition, imposteur en anglais, imposteur dictionnaire de langue néerlandais, imposteur en néerlandais
Traductions
- impossibilité en néerlandais - onmogelijkheid, onmogelijk, onmogelijkheid om, onmogelijk is, de onmogelijkheid
- impossible en néerlandais - onuitstaanbaar, onmogelijk, onbestaanbaar, uitgesloten, onmogelijk op, onmogelijk op een, onmogelijk is, ...
- imposture en néerlandais - foefje, frauderen, illusie, beetnemen, zinsbedrog, vervalsen, vals, ...
- imposèrent en néerlandais - opgelegde, opgelegd, worden opgelegd, ingesteld
Mots aléatoires
Imposteur en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: bedrog, buigen, ellendeling, jongleur, fraude, bedrieger, vals, schavuit, misdadiger, curve, bocht, misleiden, boef, ploert, vervalsen, krommen, oplichter, impostor, bedriegster, bedrieger is
Traductions: bedrog, buigen, ellendeling, jongleur, fraude, bedrieger, vals, schavuit, misdadiger, curve, bocht, misleiden, boef, ploert, vervalsen, krommen, oplichter, impostor, bedriegster, bedrieger is