Imputer en néerlandais
Traduction: imputer, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
dagen, betekenen, schuld, toeschrijven, toedichten, betichten, aanrekenen, attribuut, beschuldigen, toerekenen, toerekent, imputeren
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): imputer
définition imputer, imputer antonymes, imputer ausy, imputer conjugaison, imputer deficit foncier, imputer dictionnaire de langue néerlandais, imputer en néerlandais
Traductions
- impureté en néerlandais - onzuiverheid, verontreiniging, onzuiverheden, onreinheid, verontreinigingen
- imputation en néerlandais - aantijging, toerekening, imputatie, verrekeningsstelsel, verrekeningsmethode
- impédance en néerlandais - tegenstand, tegenweer, verzet, tegenkanting, immuniteit, onvatbaarheid, oppositie, ...
- impénitent en néerlandais - onboetvaardig, berouwloze, onbekeerlijken, onberouwvol, onberouwvolle
Mots aléatoires
Imputer en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: dagen, betekenen, schuld, toeschrijven, toedichten, betichten, aanrekenen, attribuut, beschuldigen, toerekenen, toerekent, imputeren
Traductions: dagen, betekenen, schuld, toeschrijven, toedichten, betichten, aanrekenen, attribuut, beschuldigen, toerekenen, toerekent, imputeren