Passage en néerlandais
Traduction: passage, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
baan, situeren, plaatsen, stationeren, moet, vlucht, lokaliteit, houding, aanreiken, kogelbaan, gang, zitplaats, thuis, lokaal, zetel, mop, doorgang, overgang, verstrijken
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): passage
au passage, avis de passage, dhl, droit de passage, le passage, passage dictionnaire de langue néerlandais, passage en néerlandais
Traductions
- passable en néerlandais - marktplein, vrij, kermis, rechtvaardig, bescheiden, basta, gematigd, ...
- passablement en néerlandais - tamelijk, vrij, mooi, redelijk, mooie
- passager en néerlandais - voorlopig, vluchteling, aanhangsel, kortstondig, reiziger, appendix, bijlage, ...
- passagère en néerlandais - inzittende, passagier, vergankelijk, kortstondig, voorbijgaande, transiënte, voorbijgaande aard
Mots aléatoires
Passage en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: baan, situeren, plaatsen, stationeren, moet, vlucht, lokaliteit, houding, aanreiken, kogelbaan, gang, zitplaats, thuis, lokaal, zetel, mop, doorgang, overgang, verstrijken
Traductions: baan, situeren, plaatsen, stationeren, moet, vlucht, lokaliteit, houding, aanreiken, kogelbaan, gang, zitplaats, thuis, lokaal, zetel, mop, doorgang, overgang, verstrijken