Piloter en néerlandais
Traduction: piloter, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
loodsen, besturen, loods, aanvliegen, mennen, vlieg, os, binnenbrengen, vliegtuigbestuurder, vliegen, richten, piloot, dirigeren, proef, proefprojecten
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): piloter
apprendre a piloter, apprendre à piloter, conduire piloter, piloter antonymes, piloter avion, piloter dictionnaire de langue néerlandais, piloter en néerlandais
Traductions
- pilotage en néerlandais - navigatie, scheepvaart, stuurmanskunst, beheren, controleren, regelen, regeren, ...
- pilote en néerlandais - piloot, loods, proef, proefprojecten
- pilotes en néerlandais - drivers, chauffeurs, bestuurders, stuurprogramma, coureurs
- pilotis en néerlandais - troep, paal, hooiopper, boel, schelf, tas, schare, ...
Mots aléatoires
Piloter en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: loodsen, besturen, loods, aanvliegen, mennen, vlieg, os, binnenbrengen, vliegtuigbestuurder, vliegen, richten, piloot, dirigeren, proef, proefprojecten
Traductions: loodsen, besturen, loods, aanvliegen, mennen, vlieg, os, binnenbrengen, vliegtuigbestuurder, vliegen, richten, piloot, dirigeren, proef, proefprojecten