Préjuger en néerlandais

Traduction: préjuger, Dictionnaire: français » néerlandais

Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
aannemen, beschuldigde, gissing, doorzien, voorspellen, voorzien, raden, voorzeggen, veronderstellen, verdachte, verweerder, gissen, vooruitzien, calculeren, beduiden, menen, vooruitlopen op, vooruit, vooruit op, vooruitlopen, vooruitgelopen
Préjuger en néerlandais
Mots associés
Autres langues

Mots associés / Définition (def): préjuger

préjuger antonymes, préjuger de, préjuger de l'avenir, préjuger de ses forces, préjuger définition, préjuger dictionnaire de langue néerlandais, préjuger en néerlandais

Traductions

  • préjudicier en néerlandais - nadeel, deren, gebrek, schaden, kwetsen, beschadiging, kwetsuur, ...
  • préjuge en néerlandais - vooroordeel, vooringenomenheid, afbreuk, vooroordelen, afbreuk doen
  • préjugé en néerlandais - vooringenomenheid, vooroordeel, afbreuk, vooroordelen, afbreuk doen
  • prélart en néerlandais - velum, zeil, doek, linnen
Mots aléatoires
Préjuger en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: aannemen, beschuldigde, gissing, doorzien, voorspellen, voorzien, raden, voorzeggen, veronderstellen, verdachte, verweerder, gissen, vooruitzien, calculeren, beduiden, menen, vooruitlopen op, vooruit, vooruit op, vooruitlopen, vooruitgelopen