Souffrir en néerlandais
Traduction: souffrir, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
menen, dulden, standpunt, beschadigen, tegenstreven, laten, halen, ontvangen, zeer, doorstaan, uitkiezen, ondergaan, dragen, afhalen, blijven, beer, lijden, last, last hebben, lijdt, te lijden
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): souffrir
aimer souffrir, comment mourir, comment souffrir, conjugaison souffrir, faire souffrir, souffrir dictionnaire de langue néerlandais, souffrir en néerlandais
Traductions
- souffrant en néerlandais - kwaad, voldoen, kwalijk, wrak, krankzinnig, verminkt, naar, ...
- souffreteuse en néerlandais - zwakjes, fragiel, zwak, breekbaar, broos, lichtjes, ziekelijk, ...
- souffrirent en néerlandais - geleden, leed, lijden, te lijden, last
- souffris en néerlandais - verdragen, lijden, ondergaan, dulden, dragen, velen, uitstaan, ...
Mots aléatoires
Souffrir en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: menen, dulden, standpunt, beschadigen, tegenstreven, laten, halen, ontvangen, zeer, doorstaan, uitkiezen, ondergaan, dragen, afhalen, blijven, beer, lijden, last, last hebben, lijdt, te lijden
Traductions: menen, dulden, standpunt, beschadigen, tegenstreven, laten, halen, ontvangen, zeer, doorstaan, uitkiezen, ondergaan, dragen, afhalen, blijven, beer, lijden, last, last hebben, lijdt, te lijden