Temps en néerlandais
Traduction: temps, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
vakterm, term, strak, wereldruim, getij, plek, wip, betovering, ogenblik, maal, stukje, bonk, tijdperk, gedeelte, weder, deel, tijd, keer, moment, de tijd, keer dat
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): temps
4 temps, combien de temps, cuisson oeuf dur, emploi du temps, le temps, temps dictionnaire de langue néerlandais, temps en néerlandais
Traductions
- temporisation en néerlandais - tijd, keer, moment, de tijd, keer dat
- temporiser en néerlandais - afhalen, schoorvoeten, aarzelen, verlating, schromen, waggelen, verwachten, ...
- tempère en néerlandais - tempert, gemoederen, humeur, de gemoederen, aanmaakt
- tempèrent en néerlandais - humeur, temperament, temperen, bui, temper
Mots aléatoires
Temps en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: vakterm, term, strak, wereldruim, getij, plek, wip, betovering, ogenblik, maal, stukje, bonk, tijdperk, gedeelte, weder, deel, tijd, keer, moment, de tijd, keer dat
Traductions: vakterm, term, strak, wereldruim, getij, plek, wip, betovering, ogenblik, maal, stukje, bonk, tijdperk, gedeelte, weder, deel, tijd, keer, moment, de tijd, keer dat