Bopæl in het nederlands

Vertaling: bopæl, Woordenboek: deens » nederlands

Brontaal:

deens

Doeltaal:

nederlands

Vertalingen:

huishouden, bewoning, kwartier, woning, gezin, huishouding, huiswaarts, woonplaats, domicilie, thuis, logies, tehuis, onderkomen, residentie, verblijfplaats, verblijf

Verwante woorden

huishouden in het deens

bewoning in het deens

kwartier in het deens

woning in het deens

gezin in het deens

huishouding in het deens

huiswaarts in het deens

woonplaats in het deens

domicilie in het deens

thuis in het deens

logies in het deens

tehuis in het deens

onderkomen in het deens

Vertalingen

bonde in het nederlands - plattelander, landbouwer, pachter, landman, boer, meier, boeren, ...
bondegård in het nederlands - tillen, vermogen, bezit, eigendom, oprichten, telen, bezitting, ...
bor in het nederlands - levend, leven, levensonderhoud, woon-, levende
bord in het nederlands - tafel, tabel, dis, lijst, table

Willekeurige woorden

gemoedstoestand in het engels

radeloos in het engels

telen in het engels

Bopæl in het nederlands - Woordenboek: deens » nederlands
Vertalingen: huishouden, bewoning, kwartier, woning, gezin, huishouding, huiswaarts, woonplaats, domicilie, thuis, logies, tehuis, onderkomen, residentie, verblijfplaats, verblijf