Duft in het nederlands

du in het nederlands - jullie, jou, ge, je, u, jij, kunt
due in het nederlands - duif, houtduif, ringduif, woudduif, Dove, de Duif, De Duif van, ...
dufte in het nederlands - reuk, lucht, geuren, ruiken, aroma, geur, stinken, ...
dug in het nederlands - materialen, zelfstandigheid, stoffelijk, spul, laken, dauw, weefsel, ...

Willekeurige woorden

afsmeken

anekdote

onthouden in het engels

overlopen in het engels

uitbeelden in het engels

zo in het engels

Duft in het nederlands - Woordenboek: deens » nederlands
Vertalingen: parfumeren, aroma, parfum, reuk, ruiken, geur, lucht, odeur, luchtje, rieken, stinken, geuren, fragrance, geurstoffen