Hausherr in het nederlands
Vertaling: hausherr, Woordenboek: duits » nederlands
Brontaal:
duits
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
logementhouder, herbergier, gastheer, waard, ontvangende, ontvangst, samen, van ontvangst
Verwante woorden
Vertalingen
- haushaltung in het nederlands - huishouding, huishouden, huishoudservice, housekeeping, een huishoudservice
- haushaltwaren in het nederlands - huishoudartikelen, huishoudelijke goederen, huishouden goederen, huishoudelijke artikelen, consumentenartikelen
- hausherrin in het nederlands - gastvrouw, hostess, stewardess, waardin
- haushofmeister in het nederlands - intendant, bewaker, opzichter, meier, majordomo, huismeijer, van Majordomo, ...
Willekeurige woorden
Hausherr in het nederlands - Woordenboek: duits » nederlands
Vertalingen: logementhouder, herbergier, gastheer, waard, ontvangende, ontvangst, samen, van ontvangst
Vertalingen: logementhouder, herbergier, gastheer, waard, ontvangende, ontvangst, samen, van ontvangst