Wohnen in het nederlands

Vertaling: wohnen, Woordenboek: duits » nederlands

Brontaal:
duits
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
huizen, stulp, volk, loods, lui, mensen, hut, keet, schuur, leven, standhouden, levend, levendig, lieden, resideren, wonen, te leven, woont, leeft
Wohnen in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • enthaltsame in het nederlands - matig, nuchter, sober, abstemious, sobere
  • geschickt in het nederlands - behendig, geniaal, bevoegd, okay, kundig, gezond, vakkundig, ...
  • knotig in het nederlands - ingewikkeld, verward, knoestig, knobbelig, nodulair, nodulaire, nodular
Willekeurige woorden
Wohnen in het nederlands - Woordenboek: duits » nederlands
Vertalingen: huizen, stulp, volk, loods, lui, mensen, hut, keet, schuur, leven, standhouden, levend, levendig, lieden, resideren, wonen, te leven, woont, leeft