knoop in het engels
Vertalingen:
button, joint, knot, push, node, tie, buttonholes
knoop in het spaans
Vertalingen:
junta, artículo, nudo, articulación, común, empalme, empujar, anudar, juntura, botón, abrochar, oprimir, mutuo, coyuntura, lazo, abotonar, nudo de, nudos, del nudo, el nudo
knoop in het duits
Vertalingen:
klitoris, astloch, trennfuge, gelenk, gemeinsam, knoten, schub, verbindungsstelle, keule, joint, knopf, knarren, bude, inserieren, fuge, knäuel, Knoten, knot, Knotens
knoop in het frans
Vertalingen:
agrafer, relier, collectif, bouton, nouer, acculer, liaison, poussent, noeud, conjoint, joint, commun, boutonner, nodale, presser, comprimer, nœud, nœuds, noeuds, knot
knoop in het italiaans
Vertalingen:
giuntura, tasto, bottone, spinta, annodare, spintonare, pigiare, sospingere, articolazione, premere, nodo, legare, spingere, spinello, knot, del nodo, nodo di, il nodo
knoop in het portugees
Vertalingen:
actuar, nó, impelir, perseguição, comum, abotoar, butão, articulação, tecla, botão, derrubar, impulso, empurrar, ligar, junção, knot, nó de, do nó, laço
knoop in het russisch
Vertalingen:
пихнуть, передвинуть, узел, выдвинуть, спихнуть, место, королек, пуговица, объединенный, выдвигаться, высунуть, натолкнуть, передвигать, тумак, просовываться, высунуться, кнот, узла, узлов, узлом
knoop in het noors
Vertalingen:
ledd, felles, fuge, støt, knop, knute, knapp, skubbe, knuten, knot
knoop in het zweeds
Vertalingen:
knäppa, knuffas, trycka, knuffa, led, knop, gemensam, knapp, knut, skarv, knuten, fnurra, fnurran
knoop in het fins
Vertalingen:
kyhmy, sauma, jatkos, survoa, kuppila, painostaa, oksa, sotkea, pukata, työntää, kietoa, pahka, nuppi, yhteinen, solmu, painaa, knot, solmun, solmua
knoop in het deens
Vertalingen:
knude, skubbe, led, støde, knap, fælles, knob, knot, knuden
knoop in het tsjechisch
Vertalingen:
nesnáz, strčit, posunovat, stlačit, kolektivní, spojení, vytlačit, zatlačit, sunout, spára, basa, tlačítko, zapínat, spoj, tlačit, šev, uzel, knot, uzlem, suk, uzlík
knoop in het pools
Vertalingen:
wcisnąć, apelować, łożyć, cios, pieczyste, postępować, pchnąć, dopinać, spychać, spojenie, przegub, supłać, trudność, złącze, kolegialny, popychać, węzeł, supeł, sęk, knot, kępka
knoop in het hongaars
Vertalingen:
kapcsolódó, becsapolás, gomb, protekció, támadás, társas, kapcsolás, taszítás, internódium, kapcsolódás, helyiség, ácsolatkötés, göb, eresztés, ujjperc, illesztett, csomó, csomót, csomóval, csomós
knoop in het turks
Vertalingen:
ilik, eklem, düğüm, düğme, dılak, sürmek, klitoris, itmek, bızır, knot, düğümü, ur, budak
knoop in het grieks
Vertalingen:
φιόγκος, γόμφος, σπρώχνω, κόμβος, άρθρωση, κοινός, σπρώξιμο, κοψίδι, κουμπί, δένω, κόμπος, κόμπο, κόμβο, κόμβου
knoop in het oekraïens
Vertalingen:
застебнути, ґудзик, банка, бугор, горбок, защібати, банку, пагорб, гній, з'єднується, брунька, підборіддя, вузол
knoop in het albanees
Vertalingen:
kopsë, pulla, pullë, follë, nyjë, komb, fjongo, gungë, aleancë
knoop in het bulgaars
Vertalingen:
клитор, усилие, възел, възела, на възел, възлов
knoop in het wit-russisch
Vertalingen:
абвяшчаць, штурхаць, гузiк, вузел, узел
knoop in het ests
Vertalingen:
tõukama, liigend, tõuge, lükkama, nööp, nupp, sõlm, sõlme, knot, sõlmega, pahk
knoop in het kroatisch
Vertalingen:
hitati, mašna, čvorište, spojiti, guraj, čvor, utor, nevolja, kapsula, guranje, gurati, napad, puce, kapisla, zajednički, uzao, čvora, cvor, knot
knoop in het ijslands
Vertalingen:
hrinda, hnappur, hnútur, samvirkur, ýta, Knot, mílu
knoop in het latijn
knoop in het litouws
Vertalingen:
varputė, sąnarys, mazgas, klavišas, mygtukas, saga, garankštis, islandinis bėgikas, daryti kutus, gurgulas
knoop in het lets
Vertalingen:
poga, grūst, reklamēt, mezgls, locītava, stumt, mezglu, savelties, izaugums
knoop in het macedonisch
Vertalingen:
копчето, јазол, јазолот, чвор, куп
knoop in het roemeens
Vertalingen:
nod, comun, nasture, articulaţie, buton, noduri, nodul, nod de, knot
knoop in het sloveens
Vertalingen:
zatlačit, tlačit, tlačilko, stlačit, gumb, sklep, vozel, knot, vozlov, vozlu
knoop in het slovaaks
Vertalingen:
strkať, výčap, tlačiť, spojený, odstrčiť, uzol, uzla