Gryźć in het nederlands

Vertaling: gryźć, Woordenboek: pools » nederlands

Brontaal:
pools
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
zaad, wandluis, happen, microbe, jeuk, oog, knagen, ziektekiem, jeuken, zaadkiem, fout, kiem, beet, beitsen, boeg, knauwen, bijten, bijt, te bijten, hap
Gryźć in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • gryzący in het nederlands - bijtend, bitter, scherp, scherpe, bijtende
  • grzanie in het nederlands - verwarming, verwarmen, aarde, de aarde, opwarming
  • grzanka in het nederlands - toost, braden, roosteren, branden, toast, proosten, geroosterd brood, ...
Willekeurige woorden
Gryźć in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: zaad, wandluis, happen, microbe, jeuk, oog, knagen, ziektekiem, jeuken, zaadkiem, fout, kiem, beet, beitsen, boeg, knauwen, bijten, bijt, te bijten, hap