Poprzedzać in het nederlands

Vertaling: poprzedzać, Woordenboek: pools » nederlands

Brontaal:
pools
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
voorspel, voorafgaan, voorzijn, voorgaan, voorafgaan aan, voorafgegaan, voorafgaat
Poprzedzać in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • poprzednik in het nederlands - verleden, voorafgaand, voorgaand, voorvader, voorganger, voorloper, vorige, ...
  • poprzednio in het nederlands - vooraan, reeds, alweer, eerder, indertijd, daarvoor, al, ...
  • poprzedzić in het nederlands - voorafgaan, voorzijn, voorafgegaan door, voorafgegaan, vooraf, worden voorafgegaan door
  • poprzestawać in het nederlands - begrenzen, beperken, beknotten, vestigen, beslechten, regelen, vereffenen, ...
Willekeurige woorden
Poprzedzać in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: voorspel, voorafgaan, voorzijn, voorgaan, voorafgaan aan, voorafgegaan, voorafgaat