Zacząć in het nederlands
Vertaling: zacząć, Woordenboek: pools » nederlands
Brontaal:
pools
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
intrede, aanzetten, aanvangen, beginnen, activeren, aanvang, ontstaan, ingaan, aanhef, aanbinden, aanbreken, begin, starten, Start, op Start
Verwante woorden
Vertalingen
- aerodrom in het nederlands - vliegterrein, vliegveld, luchthaven, luchtvaartterrein, vliegvelden
- bezwartościowy in het nederlands - leegte, waardeloos, goedkoop, schel, voos, verdoen, verklungelen, ...
- introspekcja in het nederlands - introspectie, introspection, zelfreflectie, zelfonderzoek, de introspectie
- nieproporcjonalny in het nederlands - onevenredig, onevenredige, buitensporige, onevenredig is, onevenredig zijn
Willekeurige woorden
Zacząć in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: intrede, aanzetten, aanvangen, beginnen, activeren, aanvang, ontstaan, ingaan, aanhef, aanbinden, aanbreken, begin, starten, Start, op Start
Vertalingen: intrede, aanzetten, aanvangen, beginnen, activeren, aanvang, ontstaan, ingaan, aanhef, aanbinden, aanbreken, begin, starten, Start, op Start