Zobowiązywać in het nederlands

Vertaling: zobowiązywać, Woordenboek: pools » nederlands

Brontaal:
pools
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
begaan, huren, binden, ondernemen, inbinden, vereisen, vergen, eisen, nodig, vereist
Zobowiązywać in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • grosiwo in het nederlands - stoutheid, lef, gedurfdheid, stoutmoedigheid, messing, durf, geelkoper, ...
  • hipokryzja in het nederlands - huichelarij, huichelachtigheid, hypocrisie, schijnheiligheid, hypocriet
  • kwaterować in het nederlands - stadswijk, wijk, buurt, vierendeel
  • mi in het nederlands - mij, me, ik, mij op, mij op de
Willekeurige woorden
Zobowiązywać in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: begaan, huren, binden, ondernemen, inbinden, vereisen, vergen, eisen, nodig, vereist