Bít in het nederlands

Vertaling: bít, Woordenboek: tsjechisch » nederlands

Brontaal:
tsjechisch
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
tel, behalen, aanrijding, pols, kloppen, afrossen, bereiken, werkstaking, treffen, opvallen, stampen, slag, aanvaring, raken, toejuichen, botsing, slaan, overtreffen, verslaan, sloeg
Bít in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • bílit in het nederlands - leeg, leegte, blank, oningevuld, blanco, wit, ledig, ...
  • bílkovina in het nederlands - eiwit, proteïne, eiwitten
  • bóje in het nederlands - dobberen, baken, vlotten, drijven, ton, boei, buoy, ...
  • bór in het nederlands - borium, boor, boron, van boor
Willekeurige woorden
Bít in het nederlands - Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Vertalingen: tel, behalen, aanrijding, pols, kloppen, afrossen, bereiken, werkstaking, treffen, opvallen, stampen, slag, aanvaring, raken, toejuichen, botsing, slaan, overtreffen, verslaan, sloeg