Förutsäga in het nederlands

Vertaling: förutsäga, Woordenboek: zweeds » nederlands

Brontaal:
zweeds
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
voorzeggen, waarzeggen, voorspellen, beduiden, te voorspellen, voorspellen van, voorspeld, voorspel
Förutsäga in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • förtära in het nederlands - slopen, verteren, consumeren, verorberen, verbruiken, verbruikt, te consumeren
  • förutse in het nederlands - anticiperen, vooruitzien, voorzien, vooruitlopen, prejudiciëren, verwachten, voorziet, ...
  • förvalta in het nederlands - hengsel, onmiddellijk, rondleiden, administreren, besturen, dirigeren, lood, ...
  • förvaltning in het nederlands - toediening, beheer, bestuur, administratie, administratiekantoor, regering
Willekeurige woorden
Förutsäga in het nederlands - Woordenboek: zweeds » nederlands
Vertalingen: voorzeggen, waarzeggen, voorspellen, beduiden, te voorspellen, voorspellen van, voorspeld, voorspel