Bousculer en néerlandais
Traduction: bousculer, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
tappen, haastigheid, haast, personeel, trekken, neervellen, omgooien, zet, vellen, vaart, opdringen, dwingen, ruk, noodzaken, doordrukken, bloedaandrang, duw, shove, schuiven, duwtje, duwen
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): bousculer
bousculer anglais, bousculer antonymes, bousculer au portillon, bousculer conjugaison, bousculer en arabe, bousculer dictionnaire de langue néerlandais, bousculer en néerlandais
Traductions
- bous en néerlandais - borrelen, koken, zieden, Bous
- bousculade en néerlandais - voortmaken, haast, marmelade, run, vermorzelen, pressen, aandrang, ...
- bouse en néerlandais - ontlasting, drol, keutel, mest, drek, uitwerpselen, dung, ...
- bousillage en néerlandais - modderen, beunhazen, knoeien, afraffelen, bungling, geknoei, gestuntel, ...
Mots aléatoires
Bousculer en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: tappen, haastigheid, haast, personeel, trekken, neervellen, omgooien, zet, vellen, vaart, opdringen, dwingen, ruk, noodzaken, doordrukken, bloedaandrang, duw, shove, schuiven, duwtje, duwen
Traductions: tappen, haastigheid, haast, personeel, trekken, neervellen, omgooien, zet, vellen, vaart, opdringen, dwingen, ruk, noodzaken, doordrukken, bloedaandrang, duw, shove, schuiven, duwtje, duwen