Excéder en néerlandais
Traduction: excéder, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
spits, afmatten, doorgeven, afknotten, overtreffen, langsgaan, overgaan, tred, omkomen, aanreiken, neus, overwinnen, hoogtepunt, doorbrengen, kruising, top, overschrijden, meer bedragen dan, hoger zijn dan, hoger is dan
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): excéder
excéder antonymes, excéder conjugaison, excéder contraire, excéder dictionnaire, excéder en anglais, excéder dictionnaire de langue néerlandais, excéder en néerlandais
Traductions
- excédent en néerlandais - surplus, overschot, overbodig, teveel, afwatering, overtollige, overschotten, ...
- excédentaire en néerlandais - buitensporig, overbodig, excessief, extreem, teveel, overschot, bovenmatig, ...
- excédez en néerlandais - uitblinken, overtreffen, uitmunten, overschrijden, meer bedragen dan, hoger zijn dan, hoger is dan
- excédons en néerlandais - overtreffen, uitblinken, uitmunten
Mots aléatoires
Excéder en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: spits, afmatten, doorgeven, afknotten, overtreffen, langsgaan, overgaan, tred, omkomen, aanreiken, neus, overwinnen, hoogtepunt, doorbrengen, kruising, top, overschrijden, meer bedragen dan, hoger zijn dan, hoger is dan
Traductions: spits, afmatten, doorgeven, afknotten, overtreffen, langsgaan, overgaan, tred, omkomen, aanreiken, neus, overwinnen, hoogtepunt, doorbrengen, kruising, top, overschrijden, meer bedragen dan, hoger zijn dan, hoger is dan