Provoquer en néerlandais
Traduction: provoquer, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
opleveren, noden, scheppen, opruien, gerechtszaak, opvoeden, houden, aanroepen, veroorzaken, rechtsgeding, oprichten, opwekken, voortbrengen, uitlokken, concluderen, opleiden, tergen, wekken, provoceren
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): provoquer
comment provoquer accouchement, fausse couche, le stress, provoquer accouchement, provoquer anglais, provoquer dictionnaire de langue néerlandais, provoquer en néerlandais
Traductions
- provoque en néerlandais - oorzaken, oorzaak, veroorzaakt, doelen, de oorzaken
- provoquent en néerlandais - veroorzaken, aanstoken, irriteren, uittarten, ophitsen, uitdagen, provoceren, ...
- provoquèrent en néerlandais - uitgelokt, geprovoceerd, lokte, veroorzaakt, veroorzaakte
Mots aléatoires
Provoquer en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: opleveren, noden, scheppen, opruien, gerechtszaak, opvoeden, houden, aanroepen, veroorzaken, rechtsgeding, oprichten, opwekken, voortbrengen, uitlokken, concluderen, opleiden, tergen, wekken, provoceren
Traductions: opleveren, noden, scheppen, opruien, gerechtszaak, opvoeden, houden, aanroepen, veroorzaken, rechtsgeding, oprichten, opwekken, voortbrengen, uitlokken, concluderen, opleiden, tergen, wekken, provoceren