Trancher en néerlandais
Traduction: trancher, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
maaien, karbonade, plak, kotelet, houwen, vereenvoudigen, reduceren, vaststellen, snede, beslissen, inkrimpen, filet, besluiten, verlagen, fijnhakken, moot, vestigen, beslechten, regelen, vereffenen, verrekenen
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): trancher
franchir conjugaison, machine a trancher, machine à trancher, synonyme trancher, trancher antonymes, trancher dictionnaire de langue néerlandais, trancher en néerlandais
Traductions
- tranchant en néerlandais - doordringend, hevig, tekenen, nurks, boord, opgewekt, aanduiden, ...
- tranche en néerlandais - brok, gedeelte, homp, bonk, bief, afdeling, verkleinen, ...
- tranches en néerlandais - plakjes, schijfjes, slices, plakken, sneetjes
- tranchée en néerlandais - zot, dwaas, malloot, stommeling, greppel, sap, schaapskop, ...
Mots aléatoires
Trancher en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: maaien, karbonade, plak, kotelet, houwen, vereenvoudigen, reduceren, vaststellen, snede, beslissen, inkrimpen, filet, besluiten, verlagen, fijnhakken, moot, vestigen, beslechten, regelen, vereffenen, verrekenen
Traductions: maaien, karbonade, plak, kotelet, houwen, vereenvoudigen, reduceren, vaststellen, snede, beslissen, inkrimpen, filet, besluiten, verlagen, fijnhakken, moot, vestigen, beslechten, regelen, vereffenen, verrekenen