Vouer en néerlandais
Traduction: vouer, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
ontzien, sparen, toewijden, aanwenden, begaan, benutten, zetten, overbodig, toepassen, aandoen, opleggen, opdragen, spenderen, leggen, wijden, besteden, te besteden, te wijden, besteed
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): vouer
se vouer, vouer antonymes, vouer aux gémonie, vouer aux gémonies, vouer def, vouer dictionnaire de langue néerlandais, vouer en néerlandais
Traductions
- votées en néerlandais - gestemd, stemden, stemde, uitgeroepen, verkozen
- votés en néerlandais - gestemd, stemden, stemde, uitgeroepen, verkozen
- voulant en néerlandais - willen, te willen, wil, die willen, wilde
- voulez en néerlandais - willen, zin, afwezigheid, wens, lust, wensen, euvel, ...
Mots aléatoires
Vouer en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: ontzien, sparen, toewijden, aanwenden, begaan, benutten, zetten, overbodig, toepassen, aandoen, opleggen, opdragen, spenderen, leggen, wijden, besteden, te besteden, te wijden, besteed
Traductions: ontzien, sparen, toewijden, aanwenden, begaan, benutten, zetten, overbodig, toepassen, aandoen, opleggen, opdragen, spenderen, leggen, wijden, besteden, te besteden, te wijden, besteed