Aufmarsch in het nederlands

aufmacher in het nederlands - dirigeren, besturen, voeren, geleiden, brengen, mennen, richten, ...
aufmachung in het nederlands - make-up, blanketsel, schmink, lay-out, opmaak, indeling, layout, ...
aufmass in het nederlands - toelage, afmeting, grootte, maat, mate, dimensie, vergoeding, ...
aufmerksam in het nederlands - oplettend, strekking, toeleg, bedoeling, plan, voornemen, attent, ...

Willekeurige woorden

diarree

fooi

bestemming in het engels

gewin in het engels

offreren in het engels

pijnigen in het engels

ziften in het engels

Aufmarsch in het nederlands - Woordenboek: duits » nederlands
Vertalingen: pralen, omgang, pronken, prijken, stoet, processie, paraderen, optocht, deployment, inzet, implementatie, ontplooiing, uitrol