Decir en holandés
traducción: decir, diccionario: español » holandés
lenguaje fuente:
español
lengua objetivo:
holandés
Traducciones:
bestellen, praten, aanvoeren, commanderen, aanvragen, spreken, zeggen, sommeren, schikken, opgeven, verordenen, gelasten, bevelen, regelen, zeg, zeggen dat, zegt, te zeggen
Palabras relacionadas
otros Idiomas
Palabras relacionadas: decir
decir sinonimos, decir te quiero, decir rae, decir la hora en ingles, decir no, decir diccionario de idioma holandés, decir en holandés
Traducciones
- decimoquinto en holandés - vijftiende, de vijftiende, vijftienden, vijftien
- decimosexto en holandés - zestiende, de zestiende
- decisivo en holandés - beslissend, cruciaal, finaal, beslissende, doorslaggevend, doorslaggevende, bepalend
- decisión en holandés - honk, doelstelling, slot, beslissing, besluit, uitspraak, strekking, ...
palabras al azar
Decir en holandés - diccionario: español » holandés
Traducciones: bestellen, praten, aanvoeren, commanderen, aanvragen, spreken, zeggen, sommeren, schikken, opgeven, verordenen, gelasten, bevelen, regelen, zeg, zeggen dat, zegt, te zeggen
Traducciones: bestellen, praten, aanvoeren, commanderen, aanvragen, spreken, zeggen, sommeren, schikken, opgeven, verordenen, gelasten, bevelen, regelen, zeg, zeggen dat, zegt, te zeggen